adjunc-directeur Stichting 1959-1963
directeur Stichting 1963-1968
adjunct-directeur Nibe/directeur opleidingen Nibe 1968-1974
Moest zijn voorganger Van Zwet in 1943 de wagons rangeren en de trein opgang brengen, Posthumus kwam bij de Stichting in dienst toen die al spoorde. Het eerste seintje dat een opvolger van de toenmalige adjunct-directeur mr. A.A. Kimball gezocht ging worden was op 10 september 1958, toen Karsten (Rotterdamsche Bank) in de rondvraag van de bestuursvergadering te kennen gaf een aangelegenheid te willen bespreken buiten aanwezigheid van Van Zwet, Kimball en Veldheer; respectievelijk de directeur, adjunct-directeur en organisator van de Mondelinge Cursus. Het verslag van de daarop volgende vergadering vermeldt daarover niets, maar de daarop volgende vergadering, die van 23 januari 1958 verzoekt Karsten hetzelfde.
Op 16 maart vergadert het Bestuur zonder dat van de staf de heren Kimball en Veldheer aanwezig zijn. Van Zwet mag tijdens de rondvraag aanwezig blijven en hoort dan, naar hij later zegt tot zijn verrassing, het volgende: De heer Karsten deelt mede in aanraking te zijn gekomen met de heer J.H. Posthumus, die 49 jaar oud is en als adjunct-secretaris van de Vereenging voor den Effectenhandel en van de Hoofdgroep Banken ervaring heeft opgedaan met organisaties op het gebied van het bankwezen. Spreker meent dat Mr. Posthumus misschien opvolger van Mr. Kimball en te zijner tijd opvolger van Mr. Van Zwet zou kunnen worden. De heer Posthumus is bereid voorlopig met een matig salaris, f 8000,- a f 9000,- per jaar, genoegen te nemen.
De vergadering besluit dat voorzitter Van den Brink (Amsterdamsche Bank), ondervoorzitter Karsten en directeur Van Zwet met Posthumus gaan praten.
De dan volgende vergadering, 19 mei 1959, wordt de knoop doorgehakt, zij het niet zonder slag of stoot. Van Zwet voelt zich overvallen, prijst Kimball, wijst op de precaire financiële positie van de Stichting, voert aan dat er niet voldoende werk te doen is, maar zal zich natuurlijk neerleggen bij de beslissing van het Bestuur.
(Om niemand tekort te doen en vanwege het inkijkje in de besluitvormingsvocabulaire zijn de betreffende pagina’s uit de notulen bijgevoegd.)
notulen over Posthumus
Niets wijst erop dat Karsten zich heeft vergist. De naam Posthumus komt in de notulen en ook in Bank- en Effectenbedrijf vaker voor dan die van zijn voorganger. En als Van Zwet in 1963 met pensioen gaat is er over de benoeming tot directeur geen discussie. Wel werd Van Zwet kennelijk meer als wegkapitein gewaardeerd, hetgeen opgemaakt kan worden uit de nadrukkelijke wens van voorzitter Van den Brink om Van Zwet ook na diens pensionering als adviseur aan de Stichting verbonden te willen blijven zien.
Niets wijst ook op naijver tussen Van Zwet en Posthumus. Door zijn grote ervaring met het inrichten van cursussen is Van Zwet nog tot in de jaren ’70 voor Nibe actief bij de herinrichting van curriculum. De toen jonge econoom Hans Verkoren, assistent bij Nibe-directeur professor Jongman, herinnert zich nog hoe beide heren gebroederlijk met schaar en lijmpot bezig waren de teksten van de Schriftelijke Bankopleiding te hergroeperen.
Tineke Koster, na de verhuizing van de Stichting in 1964 van de Haagse Koninginnegracht naar de Herengracht de eerste Amsterdamse medewerker, herinnert zich Posthumus als een vriendelijke man die met veel plezier kluste aan zijn optrekje in de Amsterdamse binnenstad. Joop van Kessel, destijds adjunct-secretaris bij de NVB voelde soms wat mededogen als hij Posthumus aan het eind van de werkdag met zware postzakken vol cursistenmail over de bruggen van Herengracht en Singel zag sleuren richting postkantoor op de Nieuwe Zijds.
Het zal zo zijn dat drs J.P. van Driel naar diens criteria bij zijn entree als opvolger van Posthumus in 1973 een stofnest heeft aangetroffen. Maar dat was aan het begin van een nieuw era. De paragrafen Onstuimige Start en Van Streepjes Krijt naar Blazerblauw laten zien hoe veel Jongman en Posthumus in de eerste 5 jaar Nibe op de rails hebben gezet.
Jan Schipper
18 oktober 2016